Essentiële componenten voor de aansluiting van LED panelen
Een LED paneel werkt op laagspanning en heeft een externe LED driver nodig om de netstroom om te zetten. De driver zet de 230V wisselstroom om naar de constante stroom (mA) of spanning (V) die het paneel nodig heeft. Het kiezen van de juiste driver, passend bij het paneel, is de eerste stap. Daarnaast zijn er diverse materialen die een gestroomlijnde en duurzame installatie waarborgen.
Overzicht van aansluitcomponenten en hun functie
Component
Functie bij LED panelen
Aanvullende overwegingen
Voorbeeld van een LED driver voor panelen
Zet netstroom (230V) om naar de juiste spanning en stroom voor het LED paneel. Onmisbaar voor de werking van het paneel.
Let op compatibiliteit (spanning/stroom), dimbaarheid (DALI, 0-10V, fase-afsnijding) en IP-waarde voor vochtige ruimtes. Drivers zijn vaak inbegrepen bij LED panelen, maar controleer altijd de specificaties.
DC-koppelingen of connectoren
Zorgen voor een veilige en snelle verbinding tussen de LED driver en het LED paneel. Vaak uitgevoerd als plug-and-play systeem.
Controleer of de connectoren passen bij de uitgang van de driver en de ingang van het paneel.
Wago klemmen of lasklemmen
Worden gebruikt voor het betrouwbaar verbinden van elektrische draden van de netstroom naar de LED driver.
Kies de juiste klemmen op basis van het aantal en de diameter van de draden.
Installatiekabel (VMVL, YMVK)
Voorziet de LED driver van netspanning vanuit het lichtnet.
Gebruik kabels die geschikt zijn voor de omgeving (binnen/buiten) en voldoen aan lokale elektrische voorschriften.
Trekontlastingsklemmen
Voorkomen dat kabels onbedoeld uit de driver of het armatuur worden getrokken, wat de veiligheid verhoogt.
Belangrijk voor duurzaamheid en veiligheid van de installatie.
Montageopties voor diverse plafondtypen
LED panelen zijn veelzijdig inzetbaar, mede dankzij de verschillende montagemogelijkheden. Afhankelijk van het plafond en de gewenste uitstraling, zijn er passende installatiekits beschikbaar die de montage vergemakkelijken.
Installatie in systeemplafonds
De meest voorkomende toepassing van LED panelen is in een systeemplafond. Panelen zijn doorgaans ontworpen om direct in de standaard T-profielen te passen, ter vervanging van de traditionele TL-armaturen of plafondtegels.
Directe inleg: Het paneel wordt simpelweg in de bestaande rasterconstructie geplaatst. Dit is een snelle en eenvoudige methode en vereist geen extra montagebeugels.
Video: Snel een LED paneel plaatsen in een systeemplafond
Opbouwmontage op een vast plafond
Wanneer een systeemplafond ontbreekt, kunnen LED panelen met een opbouwframe tegen het plafond worden gemonteerd. Dit creëert een strakke, afgewerkte look.
Opbouwframe: Dit frame wordt eerst aan het plafond bevestigd. Vervolgens wordt het LED paneel in het frame geschoven en wordt de laatste zijde van het frame gesloten.
Afbeelding: Opbouwframe voor LED panelen op een vast plafond
Pendelmontage voor een zwevend effect
Pendelmontage geeft de mogelijkheid om LED panelen lager dan het plafond te hangen, wat bijdraagt aan een ruimtelijk effect en directe verlichting van bijvoorbeeld werkplekken.
Staaldraadset: Een set van verstelbare staaldraden wordt aan het plafond en aan het LED paneel bevestigd, waardoor de hoogte precies kan worden ingesteld.
Inbouwmontage voor strakke integratie
Voor een volledig geïntegreerde oplossing kan een LED paneel worden ingebouwd in gipsplafonds of andere verlaagde constructies.
Klemmen of beugels: Speciale inbouwklemmen of beugels zorgen ervoor dat het paneel stevig en vlak in de uitsparing van het plafond zit.
Aansluiten en bedrading: aandachtspunten voor de monteur
Een correcte elektrische aansluiting is bepalend voor de levensduur en veiligheid van het LED paneel. Let op de volgende stappen en aandachtspunten:
Stroom uitschakelen: Begin altijd met het volledig uitschakelen van de stroom in de meterkast om elektrische schokken te voorkomen.
Driver plaatsen: Bevestig de LED driver op een veilige plek, vaak boven het systeemplafond of binnen het opbouwframe. Zorg voor voldoende ventilatie rond de driver om oververhitting te voorkomen.
Paneel aansluiten op driver: Verbind de laagspanningsuitgang van de driver met de ingang van het LED paneel. Gebruik hiervoor de bijgeleverde DC-connector. Deze verbinding is vaak polariteitsgevoelig, dus let op de juiste aansluiting (plus en min).
Driver aansluiten op netstroom: Sluit de 230V-ingang van de driver aan op het lichtnet. Gebruik hiervoor Wago klemmen of vergelijkbare lasklemmen. Zorg ervoor dat de aarde (groen/geel) correct wordt aangesloten, indien de driver hier een aansluitpunt voor heeft. De blauwe draad is de nuldraad, de bruine de fasedraad.
Controleer dimfunctie (indien van toepassing):
Als u een dimbaar paneel en een dimbare driver heeft, volgt de aansluiting voor de dimfunctie. Dit kan variëren:
Fase-afsnijding (triac): De dimmer wordt in de 230V lijn naar de driver geplaatst.
0-10V dimmen: De driver heeft aparte 0-10V stuurdraden (meestal paars en grijs of wit en zwart) die worden aangesloten op een 0-10V dimcontroller.
DALI dimmen: Voor complexere systemen worden de DALI-stuurdraden aangesloten op het DALI-bus systeem.
Afwerking en test: Werk alle kabels netjes weg en zorg dat er geen blote draden zijn. Schakel de stroom weer in en test de werking van het LED paneel en eventuele dimfunctionaliteit.
Veelvoorkomende aandachtspunten voor installateurs
Bij de installatie van LED panelen komt u mogelijk enkele specifieke situaties tegen. Een goede voorbereiding en kennis van zaken helpt bij een efficiënte afronding van de klus.
IP-waarde van de driver: Zorg ervoor dat de IP-waarde van de driver overeenkomt met de omgevingscondities. Voor vochtige ruimtes, zoals badkamers of buitenoverkappingen, is een hogere IP-waarde (bijvoorbeeld IP44 of hoger) nodig.
Overbelasting voorkomen: Sluit nooit meer LED panelen aan op één driver dan de capaciteit van de driver toelaat. Dit voorkomt overbelasting en schade aan zowel driver als panelen.
Aarding: Controleer of de installatie correct geaard is om veiligheid te waarborgen. Sommige drivers hebben een metalen behuizing die geaard moet worden.
Kabelmanagement: Een georganiseerde bedrading vermindert de kans op storingen en vergemakkelijkt toekomstig onderhoud. Gebruik kabelbinders en kabelgoten waar nodig.
Gelijkstroom- of wisselstroomaansluiting: De meeste LED panelen werken op gelijkstroom (DC) via de driver. De driver zelf sluit u aan op de wisselstroom (AC) van het lichtnet. Verwar deze niet met elkaar.