
Dimmers bieden de mogelijkheid om de lichtintensiteit aan te passen, wat bijdraagt aan de sfeer en functionaliteit van een ruimte. Binnen de wereld van dimmers onderscheiden we voornamelijk twee technieken: fase-aansnijding en fase-afsnijding. Deze methoden bepalen de manier waarop de elektriciteit naar de lamp wordt geregeld om dimmen mogelijk te maken. Het kennen van het verschil helpt bij het kiezen van de juiste dimmer voor uw verlichting.
Fase-aansnijding dimmers, vaak aangeduid als 'Leading Edge' of RL-dimmers, werken door het begin van de sinusgolf van de wisselstroom af te snijden. Dit resulteert in een kortere periode waarin de volledige spanning naar de lamp wordt gestuurd, waardoor de gemiddelde spanning afneemt en de lamp minder fel brandt. Deze techniek is traditioneel geschikt voor gloeilampen, 230V halogeenlampen en conventionele (gewikkelde) transformatoren voor laagspanningshalogeen.
Bij LED-verlichting kunnen fase-aansnijding dimmers soms voor problemen zorgen, zoals flikkering, zoemen, of een beperkt dimbereik. Dit komt omdat de elektronica in veel LED-lampen niet goed overweg kan met de plotselinge start van de spanning per cyclus.
Fase-afsnijding dimmers, ook bekend als 'Trailing Edge' of RC-dimmers, snijden het einde van de sinusgolf af. Deze methode zorgt voor een gelijkmatigere spanningsopbouw en is over het algemeen beter geschikt voor moderne lichtbronnen. Ze zijn compatibel met dimbare LED-lampen en elektronische transformatoren voor laagspanningshalogeen.
Het voordeel van fase-afsnijding is dat het een soepeler dimbereik biedt, vaak tot een zeer laag niveau, en minder snel leidt tot de genoemde neveneffecten zoals flikkering of zoemen bij LED-lampen. Veel universele LED-dimmers maken gebruik van de fase-afsnijding techniek, of kunnen automatisch schakelen tussen beide methoden.
De juiste combinatie van dimmer en lamp is van belang voor een stabiele dimprestatie. Een onjuiste combinatie kan leiden tot ongewenste effecten zoals knipperende lampen, zoemende geluiden of zelfs een verkorte levensduur van de lamp.
Controleer altijd de specificaties van zowel de dimmer als de lamp. Op de verpakking van de dimmer staat vaak aangegeven voor welke lampen deze geschikt is (bijvoorbeeld 'R' voor gloeilampen, 'C' voor fase-afsnijding, 'L' voor fase-aansnijding, of 'RLC' voor universeel). Voor dimbare LED-lampen is een dimmer met fase-afsnijding ('RC') of een universele dimmer ('RLC') doorgaans de beste keuze.
Dimmer Type | Geschikt voor | Opmerkingen |
---|---|---|
Fase-aansnijding (RL) | Gloeilampen, 230V Halogeen, Conventionele trafo's | Kan problemen geven met LED, zoals flikkering of zoemen. |
Fase-afsnijding (RC) | Dimbare LED-lampen, Elektronische trafo's | Biedt een soepeler dimbereik, vaak stiller met LED. |
Universeel (RLC) | Meeste dimbare lampen (LED, Halogeen, Gloeilampen) | Dimmers die automatisch de juiste methode detecteren en toepassen. |
Naast het dimprincipe zijn er andere factoren die de prestaties van een dimmer beïnvloeden:
Ja, meerdere LED-lampen kunnen op één dimmer worden aangesloten, zolang het totale wattage van de lampen binnen het minimale en maximale belastingsbereik van de dimmer valt. Houd ook rekening met de opstartstroom van de lampen.
Flikkering of zoemen wordt vaak veroorzaakt door incompatibiliteit tussen de dimmer en de lamp, een te lage minimale belasting, of door storingen op het stroomnet. Controleer of de dimmer de juiste techniek (fase-afsnijding voor LED) gebruikt en of het totale wattage van de lampen boven de minimale belasting van de dimmer ligt. Een stelschroef op de dimmer kan helpen bij het afstellen van het minimale dimniveau om flikkering te verminderen.
Veel dimmers hebben kleine stelschroeven of knoppen, vaak verborgen achter de afdekplaat. Draai de dimmer naar de laagste stand. Gebruik vervolgens een kleine schroevendraaier om de stelschroef langzaam te verdraaien totdat de lampen stabiel branden zonder te flikkeren. Herhaal dit indien nodig voor de maximale stand.
De dimbaarheid van een lamp staat meestal duidelijk vermeld op de verpakking van de lamp. Zoek naar een symbool van een dimmer of de tekst 'dimbaar' of 'dimmable'. Zonder deze indicatie is de lamp niet geschikt om te dimmen.
Het aansluiten van een dimmer dient zorgvuldig te gebeuren. Schakel altijd eerst de stroom uit bij de groepenkast voordat u met de installatie begint. Dimmers hebben doorgaans twee of drie aansluitpunten: een fasedraad (bruin), een of twee schakeldraden (zwart) naar de lampen, en soms een nuldraad (blauw). Raadpleeg altijd de specifieke handleiding van de dimmer voor de juiste aansluiting. Bij twijfel is het raadzaam een gekwalificeerde elektricien in te schakelen.